Interview Laurens Jan Brinkhorst
Interview met Laurens Jan Brinkhorst
Staatssecretaris van BuZa (1973-1977) in kabinet-Den Uyl, minister van LNV (1999-2002)
in kabinet-Kok II en minister van EZ (2003-2006) in kabinet-Balkenende II
Geïnterviewd door:
Caspar van den Berg en Roel Bekker, september 2019
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
in schaduwkabinet Den Uyl
Ik ben toen in dat schaduwkabinet staatssecretaris
geworden, dat sloot helemaal aan bij mijn
activiteit als hoogleraar Europees Recht,
ondertussen in Groningen een aantal jaren.
En zo ben ik er dus eigenlijk ingerold, maar
het is nooit een geplande politieke keuze
geweest om eerst in de Kamer te gaan en daarna
misschien minister te worden.
Ik had het prima in Leiden, in Groningen,
maar ik vond het toch wel heel spannend om
de kans te krijgen in de praktijk te werken
op het terrein waar je toch al jarenlang bij betrokken was.
Staatssecretaris voor Europese Zaken:
Nederland in Europa
Mijn portefeuille was eigenlijk… werd in
die tijd als heel technisch gezien.
Als je over Nederland en Europa praat, daar
kun je hele discussie over hebben.
In de kern vonden we het altijd belangrijk
dat we een grotere markt zouden hebben…
We hebben nooit een geopolitieke visie op
Europa gehad, anders dan veel mensen altijd
beweren.
Dat is nog steeds, denk ik, een probleem.
Maar het betekent dus dat ik als staatssecretaris
en vooral technisch kenner van Europa.. want
het speelde politiek geen rol, het was ook
in het kabinet, ja vooral eigenlijk interessant
om te zien: hoe gaat het met de landbouw,
wat is de financiering en dat soort dingen.
Wat we nu hebben, dus de waardengemeenschap,
daar werd eigenlijk heel weinig aandacht aan gegeven.
Staatssecretaris voor Europese Zaken:
Nederland in Europa (2)
Er was een soort van Europees beraad, dat
Samkalden had gestart, ook met een aantal
ambtenaren, Coen Oord bijvoorbeeld en Van
Lennep, later president van de OECD,
en daar was Schmelzer actief. Maar Schmelzer was dus de man die een zekere breuk had met Luns.
En Max van der Stoel, daar heb ik het verder
heel goed mee gevonden, hij was natuurlijk
de senior en als er zware onderwerpen waren
dan ging hij ook naar de Raad, maar… die
was heel erg sterk Atlantisch,… maar hij
zag wel het belang van Europa.
Je kunt zeggen: Luns stond helemaal aan de
Atlantische kant, Schmelzer stond vrij sterk
aan de Europese kant en Max stond een beetje ertussenin.
Ik heb met Max één keer, een conflict niet,
maar een discussie gehad.
Ik ben, door toevalligheden, bij de eerste
Europese Raad geweest.
Giscard d’Estaing nam het initiatief, ik
geloof in het voorjaar van 74, en toen was
net in Den Haag de gijzeling van de Franse
ambassadeur geweest door de Japanse… was
het niet het Rode Leger ofzo… en net op
dat ogenblik werd de Europese Raad gehouden,
de eerste Europese Raad, Max kon niet weg,
Dries van Agt als vicepremier niet en Binnenlandse
Zaken, ook niet, maar goed, [...] ging ook
nooit heen. Dus ik werd de gek…
Dus de staatssecretaris ging heen.
En ik heb daar natuurlijk weinig gezegd en
ik maakte een verslag, een ‘blauwtje’,
op blauw papier schreef je aan collega-bewindslieden.
Ik stuurde één aan Max en één aan Joop
en ik zei: ‘Ik ben het er eigenlijk wel
mee eens dat we voortaan vier keer per jaar
een Europese Raad moeten hebben.’
Ik kreeg van Joop: ‘Graag, akkoord, goed
idee!
We gaan dat steun geven.’
En Max zei: ‘Hoe kom je op het idee om dat
te doen?’
Maximaal twee keer per jaar.
Want die wilde natuurlijk eigenlijk helemaal
niet dat Den Uyl een rol speelde.
En dat was de geschiedenis ook, de premier
speelde geen rol.
Als je in retrospect kijkt naar Nederland
in Europa, dan kun je zeggen dat de periode…
Je kunt zeggen dat globaal in 58-89 eigenlijk
voor Nederland de meest positieve periode was.
Dat was het hoogtepunt van de Koude oorlog,
de NAVO was er voor de veiligheid, Europa
was er voor de economie en als er een conflict
was tussen de economie en de veiligheid, ging de veiligheid voor.
De discussie van. is Europa meer dan alleen
markt, is sterk van daarna geweest.
De Tweede Kamer en Europa
Mijn grote verwijt aan de Tweede Kamerleden
is dat ze eigenlijk heel weinig kennis van
zaken hebben en dat ze weinig belangstelling
hebben om regelmatig naar Europa toe te gaan.
Ik heb dat meegemaakt toen ik Kamerlid werd…
toen ik eerst Europarlementariër werd.
Het aantal keren dat fracties naar Brussel
of naar Straatsburg gingen is zeer gering geweest.
Ik heb soms ook D66 er met de haren bij moeten
slepen. En ze iedereen keer wijzen.
Hans van Mierlo, toen als fractievoorzitter
eerst, kwam nog wel.
Maar men was ook niet heel erg op de hoogte.
Het was een heel erg technisch… werd gezien
als een technisch onderwerp.
Nederland als beste jongetje van de klas
Ons zelfbeeld is: Wij voldoen aan alle Europese
eisen.
Helaas voor de ander, wij zijn een klein beetje
beter dan de ander.
Een beetje een calvinistische houding.
Of je nu katholiek bent of niet: dat is het
gevoel.
Gelukkig dat wij in Nederland zo zijn.
Nou, dat klopt helemaal niet met de realiteit.
De ministerraad tijdens
kabinet-Den Uyl 1973-1977)
- Zat jij als staatssecretaris bij de ministerraad?
- Nou, dat is grappig, dat had ik zelf willen zeggen. Ja, ik heb bij alle ministerraden gezeten.
Dat was een concessie, want Hans van Mierlo
had dus één minister, Hans Gruijters.
Ja, en de PPR had er twee.
Ja, en het werd toch nuttig gevonden als er
een tweede bij was.
Ik nam daar zelf het woord, voor mij was het
wel nuttig dat ik dus iedere week alle ministers
zag en ook dingen kon regelen, bilateraal,
ter voorbereiding van het Europees beleid.
Dat komt verderop nog een beetje aan de orde.
Ik zat dus naast Max van der Stoel, ik had
een vaste plaats, ik zat tussen Max en Jan Pronk en daarnaast zat Gruijters.
Het waren eindeloze ministerraden; het was
dus toch wel een polarisatie.
We hadden dus de progressieve tien en de christelijke zes.
Dus het was een 10-6.
De ministerraad tijdens
kabinet-Den Uyl 1973-1977) (2)
Er waren wel heel veel ook schorsingen en
onderhandelingen en wat mij betreft is in
die tijd Dries Beton geboren.
Dries was natuurlijk een progressieve minister
van Justitie in het kabinet Biesheuvel, maar
Joop was ook een reuzedrammer Dan ging ie
soms tot twaalf uur door, één, twee uur
en dan werd er nog wat gedronken na afloop.
Ik herinner me nog heel goed, een gebeurtenis,
overdag ergens, was er een onderwerp op Justitie
geweest en dan had Dries natuurlijk het woord
gevoerd en bij de borrel om twee uur vond
Joop het dan toch nodig om te zeggen: ‘Ja,
je zei het was Artikel 323, maar het was eigenlijk 338.’
En dan zag je Dries inzakken, van: Ook dat nog!
Het was anders gelopen, daar ben ik van overtuigd,
als Joop iets meer gevoel had hoe je met Dries moest omgaan.
Positie binnen kabinet-Den Uyl
Ik kwam een beetje als een technische staatssecretaris,
dat was evident.
En ja, dat je langzaam maar zeker het vertrouwen
had, doordat er ook weinig ministers veel naar Brussel gingen.
Positie binnen kabinet-Den Uyl (2)
- Maar dus eigenlijk omdat veel van de vakministers
minder belangstelling of affiniteit met het
Europese hadden, daardoor werd jouw scope
van onderwerpen breder?
- Ja. En natuurlijk, als het over energiepolitiek
ging, dan ging Ruud.
Ruud Lubbers deed natuurlijk de economische
zaken.
Maar doordat hij de rol van voorzitter van
de coördinatiecommissie verloren had, omdat
EZ dat niet langer deed, was zijn belangstelling
niet groot daarvoor. Hij was bezig met andere dingen.
Hij moest natuurlijk zorgen dat hij in het
kabinet met Joop een positie kon houden.
En ik had verder een goede relatie met hem.
Het was ook niet zo dat er dan een spanning
was van: Goh, er gaat een ander met mijn probleem aan de haal.
Dus ik heb achteraf gezien eigenlijk een hele
positieve ervaring overgehouden aan die periode.
De werkzaamheden
van een staatssecretaris
’s Morgens om een uur of negen een stafvergadering,
of direct een gesprek met de minister of een stafvergadering.
Ik zat de coördinatiecommissie voor, dus
één keer per week de coördinatiecommissie
in de Grote Zaal, het oude BZ, op het plein.
En daar waren andere ministeries, op het niveau
altijd van directeur-generaal.
De werkzaamheden
van een staatssecretaris (2)
En dan heel veel ontvangsten. Bijvoorbeeld gesprekken met ambassadeurs,
maar ook gesprekken met bijvoorbeeld EZ, want ik deed ook de Benelux. En ik deed luchtvaart en milieu.
Dus ja, de gebruikelijke ambtelijke gesprekken
met mensen die kwamen informeren.
Ik was natuurlijk nogal vaak weg.
Ik denk dat ik in die zin atypisch was, dat ik toch wel vaak twee dagen per week in het buitenland doorbracht. Het was ook…
De staatssecretaris als
minister in opleiding
Ik vind dat de rol van de staatssecretaris
eigenlijk is, dat heb ik later als minister
tegen mijn staatssecretaris gezegd, een staatsecretaris
is eigenlijk een minister in opleiding.
De staatssecretaris als
minister in opleiding (2)
Mijn opvatting over het ministerschap is dat
de minister leiding geeft aan het hele politieke
proces waar het ministerie mee te maken heeft.
Ik heb het vaak onzinnig gevonden dat gesuggereerd
werd, bijvoorbeeld met, hoe heet ze ook weer,
de oud-minister van Verkeer, die plotseling
het wegvervoer en treinproblemen uit de weg
ging en dat de staatssecretaris dat deed.
Europa: een technisch onderwerp
Mijn grote verwijt aan de Tweede Kamerleden
is dat ze eigenlijk heel weinig kennis van
zaken hebben en dat ze weinig belangstelling
hebben om regelmatig naar Europa toe te gaan.
Ik heb dat meegemaakt toen ik Kamerlid werd…
toen ik eerst Europarlementariër werd.
Het aantal keren dat fracties naar Brussel
of naar Straatsburg gingen is zeer gering geweest.
Ik heb soms ook D66 er met de haren bij moeten
slepen. En ze iedereen keer wijzen.
Hans van Mierlo, toen als fractievoorzitter
eerst, kwam nog wel.
Maar men was ook niet heel erg op de hoogte.
Het was een heel erg technisch… werd gezien
als een technisch onderwerp.
- Hoe verklaar je dat?
- Nou, ik verklaar het dat Nederland nooit
een geopolitieke visie op Europa heeft gehad.
En daar plukken we nu de zure vruchten van…
de wrange vruchten van.
Periode als Kamerlid
Ik ben toen vijf, zes jaar in Den Haag gebleven.
En daar ben ik veel politieker geworden.
Want wij waren een groeiende fractie, we waren
bijna op 0 in 74/75 en hebben we toch acht zetels gehaald.
En daarna gingen we van acht naar zeventien. En de taakverdeling was simpel.
Jan Terlouw deed het binnenland, ik deed het
buitenland.
En ik deed ook nog de constitutionele dingen,
de grondwet voornamelijk.
Dus mijn politisering heeft zich eigenlijk
afgespeeld na het staatssecretariaat en toen
ik dus overwegende niet de opvolger van Jan
Terlouw wilde worden…
Ja, zelfkennis is zo langzamerhand ook iets..
Ik dacht: Ik heb te weinig uitstraling, die
Hans van Mierlo wel had en Jan Terlouw zeker ook.
Nou, dan moet je weggaan en toen ben ik weggegaan.
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij in het kabinet-Kok II (1999-2002)
Ik had wel weinig ervaring met landbouw, maar
ik had natuurlijk wel…
Ik was budgetrapporteur geweest in Brussel,
dus de financiële kant van Landbouw kende ik.
En ik had natuurlijk een algemeen brede ervaring.
Dus ik ging daar ook heel ontspannen in.
Toen ik eenmaal besloot van okay… Want ja, D66 moest op korte termijn iemand hebben.
In de fractie was er verder niemand en ik
heb er ook niet heel lang over nagedacht.
Maar ik wist wel: Ik kan het op een onafhankelijke
manier doen.
Ik denk dat dat een heel belangrijk en groot
verschil is met als je op je dertigste of
een carrière toe en ja, dan wil je dus ook
wel zorgen dat je niet al te veel conflictueuze
relaties krijgt of wat ook maar.
Maar omdat ik nooit een politieke carrière had nagestreefd to begin with, was dat nog veel sterker toen ik 62 was.
Toen was… ik was in 1990 62 en er moest
een klus worden geklaard.
Dus die benadering maakte dat ik mij ook in
het kabinet nogal onafhankelijk kon opstellen.
Een ministerschap gekenmerkt door crisis
Tjibbe Joustra was toen secretaris-generaal
en die had jarenlang met andere boerenministers
gewerkt, maar ik heb eigenlijk van begin af
aan een hele goede relatie met hem gehad.
Want ik denk dat Tjibbe naast veel andere
kwaliteiten wel zag dat de landbouw moest veranderen.
De intensieve landbouw waar we nog steeds
mee worstelen, had veroorzaakt de varkenspest,
de dioxinecrisis, de gekke-koeienziekte en
de MKZ.
In mijn drieënhalf jaar heb ik vier crises
meegemaakt.
Een ministerschap gekenmerkt door crisis (2)
Die varkenspest had enorm veel gevolgen voor
de toekomst van de varkensbeweging.
Nou, de gekke-koeienziekte eigenlijk idem dito.
En de zwaarste crisis was natuurlijk de MKZ.
Dus mijn periode is gekenmerkt door het beheersen
van crises.
Die boeren vonden dat niet leuk.
Er waren bijna iedere dag stukken in de krant
over Brinkhorst.
Ik heb natuurlijk soms ook wel wat provocerend
opgetreden, dat denk ik wel.
Maar de facto was ik de [...], en ik ben heel
erg gesteund, ook bijvoorbeeld door Tjibbe,
maar ook door de veeartsenijkant, die mensen…
Er is nooit naar mijn gevoel enige spanning
geweest tussen mij en het apparaat en dat
stelde mij in staat om een vrij harde en consequente
politiek te voeren.
Een beetje provoceren
Ik wilde heel gauw kennismaken met die sector,
dus ik ben meteen naar een gesloten varkensboerderij
gegaan en daar stond meteen een journalist
mij op te wachten daarna om te zeggen:
‘Wat is uw ervaring?’ ‘Nou, als je… Het lijkt net een chemische fabriek.
Met dit verschil, als jij in een chemische
fabriek naar binnen gaat, dan moet je een
pak aantrekken om jezelf te beschermen, maar
als je bij een besloten varkenshouderij naar
binnen gaat moet je dat aandoen om de varkens
te beschermen.’
Meteen de volgende dag: ‘Brinkhorst provoceert
de boeren.’
Toen ik aantrad was één van de mensen van
milieuorganisaties…
Die zei: ‘Ja, weet je wat het overschot
aan mest is?
De provincie Utrecht, één meter hoog.’
Dat geeft een enorm beeld. Dus ik vertelde… Ik ben ervoor om die mest terug te brengen.
Maar toen bleek dat het niet de provincie,
maar de stad Utrecht was.
En meteen werd geroepen: Schande! Zie je wel, Brinkhorst is bewust aan het provoceren. Dat was in dit geval niet het geval.
Maar ik zei: Nou ja, ook de stad Utrecht één
meter is heel veel stront.
Begrijp je? Zo gingen die discussies.
De mond-en-klauwzeercrisis
Dus op het moment dat je geconfronteerd wordt
met besmetting, is er maar één ding dat
je moet doen: te zorgen dat het zich niet
uitbreidt.
We hadden een week ofzo daarvoor, het kwam
uiteindelijk uit Engeland, via Frankrijk,
en het is in Oene, Overijssel – die naam
staat me nog bij – en dat is, als het de
eerste keer dat gebeurt, dan is dat meteen een regel, want de Veeartsenijkundige Dienst heeft dus een aantal spelregels
en dat is dat een kilometer om een boerderij alles geruimd moet worden. Alles wat dus eenhoevig is.
Als dan vervolgens blijkt dat – een dag
of twee dagen later – voorbij die cirkel
van een kilometer een andere boerderij is
dan moet je dus een nieuwe cirkel trekken.
En zo loop je een aantal dagen achter de feiten
aan.
En dat is een beslissend moment geweest. Wij hadden een stafvergadering.
En daar was Tjibbe en directeur-generaal Kalden,
Chris Kalden was toen DG…
Een andere DG die nog op andere ministeries
gewerkt heeft…
Het was Chris Kalden en Jolanda de Leeuw.
En toen was de discussie: We moeten een volgende
grens maken die voorbij, veel verder voorbij is.
En het cruciale, wat ik me natuurlijk het
meest herinner, is dat we op een gegeven moment
besloten dat aan de ene kant de IJssel en
aan de andere kant de spoorlijn Utrecht-Arnhem
en aan de andere kant de Hoge Veluwe, dat
in die driehoek alle dieren – koeien, schapen,
geiten – moesten worden afgemaakt.
Dat waren dus 300 duizend, geloof ik.
Of 500 duizend.
Dat is met militaire middelen ook afgewerkt.
Ik heb dat niet met vreugde gedaan, maar ik
denk dat ik in staat was om mentaal overeind
te blijven omdat A we met de meest betrokkenen
volstrekte consensus hadden en B. het ging
over het overleven van die sector.
En het gekke is, de toenmalige voorzitter
van LTO, de later Dijkgraaf, Gerard,…
Gerard,… nou, was het eigenlijk daarmee
eens.
Die had een hele moeilijke rol; hij heeft
mij altijd heel loyaal verdedigd.
Dan zei hij: ‘Ja, hij doet het soms wat
provocerend en wat hard, maar ik sta er wel achter.’
Minister van Economische Zaken
in het kabinet-Balkenende II (2003-2006)
Ik zat daar toen weer met Hans van Mierlo.
Hij zei: ‘Ben je nou helemaal gek om daar
iemand te nemen die niet bekend is?
Daar zit Zalm zit daar en daar zitten andere
zwaargewichten.
Je moet iemand hebben die op kan tegen..’
En zo ben ik dat geworden.
Ik heb daar toen ja op gezegd omdat ik toen
toch die ervaring weer gehad had van vier jaar.
En ik had toen nog een zekere bekendheid in
Nederland als D66.
En als D66 meedoet daaraan dan is er in ieder
geval in die sfeer de kans dat hij niet onderuitgaat.
Balkenende II:
combinatie van markt en overheid
Het is wat mijn eigen herinnering betreft
een kabinet dat heel duidelijk toch een combinatie
van marktwerking en overheidsbeleid naar voren
bracht.
Mijn slogan was altijd: Sterke markt, sterke
overheid.
Dus ik kon me aan de ene kant verenigen met
de bezuinigingsbenadering van Zalm; aan de
andere kant proberen economisch dingen op
gang te brengen.
We hebben de groeibrief [...] geschreven,
Aart de Geus en ik.
En de eerste discussie vond plaats over: Hoe
ver moeten we gaan, liberaliseren of niet?
En door mijn Europese ervaring heb ik die
hele energiemarkt geliberaliseerd, met enorme
discussies van moet het doorgaan of niet?
Dus ik heb over het functioneren van dat kabinet
toch een wat
bredere visie dan het kabinet waar ik daarvoor
in had gezeten, waar ik heel erg geconcentreerd was op die crises.
En ik had nu veel meer verantwoordelijkheid
voor het geheel, daargelaten of dat goede benaderingen waren.
Maar mijn eigen ervaring was dat het eigenlijk
een kabinet was dat nodig was in die periode.
Gekozen burgemeester gaat niet door:
De Graaf treedt af
We hebben er natuurlijk veel over gediscussieerd.
Ik denk dat hij voor zichzelf niet anders
kon, omdat ie toch duidelijk mede in dat kabinet
was gaan zitten omdat D66 iets van constitutionele
hervorming tot stand wilde brengen.
En hij was weliswaar, hij was vicepremier,
maar minister zonder portefeuille op BinnenlandseZaken,
met dit als kernterrein. En als dat wordt afgeschoten… Ja, ik vond het schande.
Ik heb toen ook harde uitspraken gedaan, ook
al… meestal ben ik inderdaad gematigd, tegen Ed van Thijn.
Ik weet ook niet of je dat gevolgd hebt. Eens een rat, altijd een rat.
Gekozen burgemeester gaat niet door:
De Graaf treedt af (2)
Ik heb mezelf wel eens afgevraagd of ik ook
had zullen aftreden of niet en ik ben er niet
helemaal uit, want ik heb de details niet
meer, maar ik denk dat ie op eén of twee
punten misschien een iets andere lijn had
kunnen volgen, waardoor hij dus sterk steun
had gekregen en dan was het misschien niet
gebeurd.
Wat ik mezelf kwalijk neem, persoonlijk, is
dat ik het te laat heb zien aankomen.
Het was natuurlijk ook zo dat… we waren
met drie, met twee ministers in het kabinet
en met één staatssecretaris, dus dat was
een minimale bezetting en je moest op heel
veel fronten schaken.
En ik moest me wel ook op die terreinen bezighouden
daarnaast, dat was anders dan in de tijd van
Landbouw natuurlijk, naast mijn eigen portefeuille.
Maar ik heb het iets te laat zien aankomen…
Thom en ik hebben er natuurlijk veel contact
over gehad, en het is weer helemaal oké.
Want er was toen natuurlijk ook discussie
over: Moet D66 als geheel zich niet terugtrekken?
Nou, dat vond ik te ver gaan, omdat het niet
veroorzaakt was door het kabinet.
Kijk, als of de VVD of het CDA uiteindelijk
tegen had gestemd dan had je een legitimatie.
Want waarom zit je dan in zo’n kabinet? Maar het was een oppositiepartij.
Wat moet een minister weten en kunnen?
Voor mij, maar dat geldt in algemene zin en
dan praat ik niet speciaal over Landbouw,
is een minister toch moet beginnen met een
visie te hebben op de sector waar ie mee bezig is.
Mijn ervaring is dat ministers te vaak pas aan het eind van een periode erachter komen wat het nu eigenlijk was.
En daarmee krijg je dan ook meteen de discussie
met het ambtelijk apparaat.
Dus een zekere visie.
En het vermogen om te inspireren, waardoor
je dus consensus krijgt.
Maar niet uit de weg gaan om op een goed moment
toch, uiteraard gebaseerd op je kennis en
op een goede ambtelijke voorbereiding, jouw
richting in de Kamer ook te krijgen.
Wat moet een minister weten en kunnen? (2)
Maar in ieder geval, ik had wel een eigen input.
Bij Landbouw was dat omdat ik vond dat die
intensieve landbouw terug moest.
Ik had ervaring met budgettaire kwesties,
ik had een Europese visie.
Dus het hangt ervan af waar je affiniteit
toe hebt.
Wat moet een minister weten en kunnen? (3)
Ik vind je hoeft niet een specialist te zijn,
en vandaar dat ik zeg er is een verschil tussen
mijn eerste periode en daarna, die is enorm
groot, omdat je als mens ervaringen opdoet,
maar het is belangrijk dat je niet alleen
maar uit ambitie minister wilt worden.
Wat moet een minister weten en kunnen? (4)
Een echte vakminister loopt het grote risico
dat ie zich als een super-DG gaat gedragen. En dat is ie niet.
Want als je helemaal geen politieke ervaring
hebt…
Als ik niet na mijn vijf, vierenhalf jaar
staatsecretariaat, niet nog vijfenhalf jaar
in de Kamer had gezeten waarvan nog anderhalf
jaar als staatssecretaris, eh anderhalf jaar
fractievoorzitter, dan denk ik niet dat ik
die stap zoveel jaren later gedaan had.
Want hoe dan ook: iemand die politieke Kamer-ervaring
heeft, wordt anders behandeld.
Dat zie je met een Opstelten en andere…
Als je totaal als vreemdeling komt, dan gaat
er gauw de beuk in.
Wat moet een minister weten en kunnen? (5)
Dus het hebben van die ervaring is essentieel
om aan te vullen het gebrek aan kennis, maar
een echte vakminister loopt het risico dat
ie zich gaat gedragen als een topambtenaar.
En dat wordt ook gauw ervaren. Want je moet ook weten waar je marges liggen.
Wat moet een minister weten en kunnen?(6)
Uit wat ik gezegd heb, blijkt dat ik vind
dat mensen zelf beslissingen moeten nemen.
Maar ik denk dat elementen die relevant zijn,
is dat je kunt delegeren.
Dat je niet alles zelf wilt doen. En dat je ook durft, kunt selecteren.
En dat je dus van bepaalde dingen zegt: Nou,
daar zitten te weinig elementen in waarmee
ik mij moet bezighouden, dat kunnen best anderen
doen. Dus dat is ook een stukje ruimte scheppen.
Heel belangrijk, van dat je de grenzen ook
ziet van wat een minister kan doen.
Je bent voor vier jaar, nu zelfs voor drieënhalf
jaar en daar kun je niet heel veel mee doen.
En zoals iets van een eigen agenda hebben
is belangrijk, om toch ergens een stukje vernieuwing te kunnen inbrengen.
Dilemma’s voor de minister van nu
Ik denk dat de internationalisering is toegenomen
en dat er bijna geen terrein is waar je niet
ook die internationale dimensie moet zien.
Ja, en ik denk dat het… het is een hardere
samenleving, want…
Ja, het woord ‘populisme’ moet dan even
vallen…
Het duidelijk terug willen naar een andere
wereld , wat dus heel sterk bij een Forum
voor Democratie, bij Trump enzo, dat staat
in de weg bij toch de multilaterale structuren die we gekregen hebben.
En als je dat niet goed in balans weet te
houden, dan wordt je heel gauw een gevangene
van een richting van de samenleving die die
samenleving kwetsbaar maakt.
Wat mij betreft is ook het inzien dat Nederlands’
identiteit heel pluriform geworden is, belangrijk,
om te zorgen dat je namens alle Nederlanders
spreekt.
En daar zie ik grote gevaren in.
Bekijk alle interviews op
www.detopkijktom.nl