Probleem analyseren voor je begint met redeneren
Ik was medewerker in de jaren 70 van de Dr. Abraham Kuyperstichting...
wetenschappelijk bureau van de Anti-Revolutionaire Partij.
En dat is een roemrucht instituut, door Dooyeweerd in 1920 ingesteld.
En ik was medewerker.
Ik kwam net van de VU af, net militaire dienst gehad...
en mijn baas, Willem Hoogendijk, vroeg mij:
Hans, maak een notitie over je vak, Financieel sociaal-economisch beleid.
Ik ga aan de slag en in vier weken, 40 kantjes, is alles opgelost.
Je jeugdige overmoed.
En ik weet nog:
Hij zat op de Kuyperkamer achter het mooie, grote Kuyperbureau...
met allerlei relikwieën uit die tijd, ook nog van Colijn.
En ik was een beetje nerveus. Hij natuurlijk ook, want ja, eerste medewerker.
Ik was nerveus om mijn eerste proeve van bekwaamheid...
voor zover dat zou kunnen blijken.
En toen zei hij tegen mij:
Ik heb eigenlijk maar één vraag: Wat was je probleem eigenlijk?
En ik schrok natuurlijk, maar ik vond hem zo vreselijk goed...
want ik was maar gaan schrijven.
En dit, dat. Kop en staart, waarschijnlijk. Ik heb de notitie niet meer.
Maar waarom ik dat zeg, is dat ik later in mijn carrière zoveel plezier gehad heb...
van dat iemand mij wees op de discipline van de redenering en van het onderzoek.
Begin bij het probleem en begin niet ergens halverwege een betoog.
Zoals je in Den Haag dus zoveel oplossingen hebt waar totaal geen probleem zichtbaar is.
En zeker geen probleem zoals dat dan nog...
Bij de Raad van State ontdekte ik op enig moment...
ik was rapporteur in dit stramien. Waarom dit zo belangrijk voor mij was.
Dan kregen we van OCW het wetsvoorstel gratis schoolboeken.
Nou word ik al wat nerveus als ik het woord 'gratis' zie, want dat bestaat dus niet.
Gratis is dus de belastingbetaler.
Maar goed, ik heb Piet Hein Donner, die was ook lid van het kabinet toen, gezegd:
'Piet Hein, je hebt toch zeker wel even de collega erop gewezen dat...
dat woord helemaal niet deugt, hè?' Maar goed.
Gratis schoolboeken. En ik dacht: ja, wat is het probleem nou eigenlijk?
Stond er ergens op pagina 15, ik weet het nog: ze zijn te duur.
Dat kan, maar voor wie dan?
Niet voor de lagere inkomens, want die hadden een tegemoetkoming.
En ik zeg tegen... Wie was dat? Ik denk Herman Tjeenk nog.
Ik zeg: We moeten de minister spreken, want dit deugt gewoon niet.
En als je ziet aankomen dat je een heel negatief advies maakt...
dan moet je de minister even... Want misschien vergeet je iets.
Dus de minister kwam en ik zeg: Luister eens, gratis schoolboeken.
Voor wie is dat een probleem?
'Nou ja, gewoon, het is een probleem. Ze zijn te duur.'
Ik zeg: De lagere niet. Dus je subsidieert de midden- en hogere inkomens.
Zo moest ik het niet zien.
Maar daar hadden ze natuurlijk geen antwoord op.
300 miljoen weg.
Onzin, want er waren echt grotere prioriteiten in het onderwijs.
Dat hebben we uiteindelijk ook opgeschreven.
En ook op SZW, waar je al die nota's van je directeuren langs krijgt en zo...
Gelijk: wat is probleem? En ik stuurde het terug.
Dus het disciplineert geweldig de redenering.
En dat betekent ook zuinig met publiek geld omgaan, natuurlijk.
Als je oplossingen met geld verzint voor iets wat geen probleem is...
de schoolboeken, dan ben je niet goed bezig.
Dat als eerste punt waar ik mijn leven lang in mijn ambtelijke carrière profijt van gehad heb.
De Minister van Onderwijs komt een keer langs bij ons.
Ik zat bij de Raad van State. En hij zegt: Ik wil het onderste uit kinderen halen.
Ik zeg: Daar ben je niet voor.
Die leraar en die juf, die juf en die meester, die moeten het onderste uit kinderen halen.
Jij moet zorgen dat die leraar en juf het onderste uit kinderen kunnen krijgen.
Dat faciliteren. -Maar dat is zo fundamenteel.
Want als jij denkt dat het van jou als minister afhangt, dan rol je heel je...
en het gebeurt dus ook in het onderwijs en in de zorg...
Je hele wettelijk instrumentarium rol je uit over professionals...
die echt meer van het vak afweten dan jij.
Jij moet voor de publieke randvoorwaarden zorgen, die heel belangrijk zijn.
Kleine klassen, fatsoenlijke beloning, schoolgebouwen die je bij kan houden.
Dat is jouw rol. Maar niet het onderste uit kinderen krijgen.
En ook eens een keer een minister, of staatssecretaris van landbouw.
'Ik wil meer koeien in de wei.'
Mevrouw, daar gaat u niet over, daar gaan die boeren over.
U moet zorgen dat die boeren weten aan welke randvoorwaarden ze moeten voldoen...
zodat zij kunnen bepalen.
Je zag laatst weer, dat is weer ingetrokken van Brussel...
dat die boeren voor 15 oktober moesten ophouden met het rooien van aardappelen.
Ja, zeggen ze, de boel verrot als ik dat zo vroeg moet doen.
Het is weer van tafel, maar...
Als je de politiek volgt en als je kranten volgt en gewoon berichtgeving volgt...
dan zie je dat er zo vaak rolverwarring is over waarvoor je bent op aarde.
Terwijl dat je rust geeft, overzicht en vakmanschap.
Waarom ik met hen goed gewerkt heb? Laat ik Ad Melkert nemen.
Er is ook weer één moment geweest wat voor mijn rol en voor zijn rol...
heel belangrijk is geweest naar mij toe.
Dat was: Ad Melkert was Kok I, dus dat was '94-'98.
Ja.
Ik weet nog dat hij kwam, Sociale Zaken, hiernaast.
Hij zegt tegen mij: Hans, jij bent lid van de Centraal Economische Commissie?
Ja, dat ben ik.
Moet ik dan jou niet van te voren zeggen wat je daar moet zeggen?
Ik denk: nou moeten we even opletten, want dat gaat niet goed.
Ik zeg: Ik denk het niet, Ad. Want je mag ervan uitgaan dat ik mijn uiterste best doe...
om daar de SZW-belangen in die Centraal Economische Commissie gestand te doen.
Dat is de belangrijke club onder leiding van de SG van EZ.
Dat was Frans Rutten nog, Ad Geelhoed daarna, noem maar op.
Dat waren de jongens van Financiën, dus de thesaurier-generaal, DG Rijksbegroting...
raadadviseur AZ...
Vanuit AZ ging ik ook wel eens met Ton van der Graaf mee op sociale dingen.
Ton deed de economie en de financiën. Ik sociale zaken en VWS...
dus de spanning departments.
Ik zeg: Ad, ik denk het niet.
Ik doe mijn best, maar het is een adviesorgaan voor jullie.
Weer advies, hè. Weer: wie beslist en wie adviseert?
Toen was het even stil en toen zei hij: Je hebt gelijk.
Dat vond ik zo vreselijk goed van hem.
Ad Melkert was wel de minister die nogal controlerend was.
Die wilde alles toch wel in controle hebben. Zo was hij.
En hij erkende toen dat mijn rol was:
Onafhankelijk, los van instructies, want dan kan je niet functioneren.
Als je van tevoren instructies krijgt hoe je daar dealt op...
meestal op EZ zaten we, of vrijwel altijd...
of dealt, je komt tot een gezamenlijk...
Ik wil het ook eens hebben over het belang van samenhang in beleid.
Dat gebeurde in die SEC... Ik vind dat het nu niet meer functioneert.
Op sociaaleconomisch terrein is hij bijna afwezig.
Die SEC was dus bedoeld om economische, sociale en financiële overwegingen...
tot één verstandig geheel te brouwen.
Dat is de kern van het ambtelijke... Met zware jongens daarin, natuurlijk.
Dat had gezag.
En als je daar met van tevoren directieven naartoe moet...
Ik denk dat ik me had teruggetrokken, want dat kan niet.
Ad Melkert aanvaardde dat en dat vond ik goed.
En we hebben ook vier jaar ongelooflijk leuk gewerkt...
want het is een hele sterke minister van Sociale Zaken geweest.
Ik denk soms: je kan beter met niet-partijgenoten werken...
want dan heb je in ieder geval ook naar hen toe een inbreng...
die ze zelf niet hebben.
In dat advies, vind ik, moet een DG ervoor zorg dragen...
dat temidden van alle hijgerigheid er twee samenhangen, in beeld zijn, in ieder geval.
Samenhang in het hier en nu.
Dat is tussen economische, financiële... Op OCW-terrein, hè.
Er zijn altijd economische aspecten en fiscale aspecten aan...
en vrijwel ook altijd onderwijsaspecten aan.
Dat is de kern van ons advies over de arbeidsmarkt geweest.
Dat je dus erboven gaat hangen, boven die verkokerde structuur.
En hoe verhoudt zich nou het arbeidsrecht, BW, justitie...
zich tot sociale zekerheid, tot fiscaal beleid op arbeid?
We heffen veel lasten op arbeid. Heel raar als je arbeid belangrijk vindt.
En kapitaal en consumptie worden relatief ontzien.
Dat zie je pas als je erboven gaat hangen. Dat hebben we ook gezegd in ons rapport.
Dus je hebt samenhang hier en nu, zeg maar horizontaal...
tussen de verschillende aspecten die relevant zijn op één werkelijkheid.
En je hebt de samenhang tussen het hier en straks, de toekomst...
de stip op de horizon, de lange termijn.
Die moet je combineren. Ik zeg het wel eens zo. Die moet je combineren.
En de huidige structuur...
of de structuur van überhaupt een beleid opsplitsen in departementen...
met ministers daarboven...
De politiek genereert niet altijd... Hoe moet ik dat nou netjes zeggen?
Genereert niet altijd personen die erop uit zijn...
om ook te kijken of op een ander departement ook verstandige dingen gebeuren.
Maar je gaat door...
Je hebt een kokertje te bedienen en anderen gaan over andere kokertjes.
Dus je staat en valt eigenlijk bij de samenwerking met anderen.
Nou, die structuur nodigt daar niet toe uit. En de karakters van sommige mensen ook niet.
Dus dan zit je als DG daartussen.