Lokale democratie

Liesbeth Spies

Introductie door de curator

Toen ik werd gevraagd als curator van de digitale tentoonstelling over de lokale democratie, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Een groot deel van mijn loopbaan ben ik bezig met de manier waarop de democratie binnen de gemeente functioneert: als Tweede Kamerlid, als minister van Binnenlandse Zaken en nu als burgemeester van Alphen aan den Rijn. Het is een feest van herkenning om de tentoongestelde stukken uit de beleidsontwikkeling op het terrein van de lokale democratie hier in samenhang te zien. Het samenbrengen van beleidsstukken laat zien wat er in een periode van zeventig jaar veranderd is en wat hetzelfde is gebleven.

De tentoonstelling brengt het denken over de lokale democratie vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog in beeld. Dit denken wordt beïnvloed door ontwikkelingen buiten én binnen die lokale democratie. Bij ontwikkelingen buiten de lokale democratie denk ik aan grotere maatschappelijke veranderingen die hun weerslag ook hebben gehad op het functioneren van de lokale democratie. Neem de individualisering of de ontideologisering. Bij ontwikkelingen binnen die lokale democratie denk ik vooral aan veranderingen die het gevolg zijn van expliciete beleidskeuzes, zoals nieuwe decentralisaties of de invoering van het dualisme.

De tentoonstelling in 3 minuten

Voice-over tekst animatie “de tentoonstelling in 3 minuten”

De ontwikkeling van de lokale democratie na 1945

Na de Tweede Wereldoorlog keren de politieke verhoudingen van voor die tijd terug, maar in een nieuw jasje. De zetelverdeling in de na-oorlogse gemeenteraden lijkt sterk op die van de vier kabinett¬en van Willem Drees.

Begin jaren zestig komt Nederland in beweging, de wederopbouw is voltooid. Protestbewegingen eisen veranderingen in de manier waarop het land bestuurd wordt.

Burgers eisen inspraak. Jonge geesten en oude bestuursstijlen botsen openlijk. De tweede feministische golf zorgt voor een toename van het aantal vrouwen in de politiek.

Door de oliecrisis in de jaren zeventig gaat het niet goed met de economie en de overheidsfinanciën.

Fusiepartij CDA, doet bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 voor het eerst mee en haalt ruim 16 procent van de stemmen. De opkomstplicht bij verkiezingen is in 1970 afgeschaft.

Een politiek van bezuinigingen en hervormingen door de kabine¬tten van premier Lubbers beheerst de jaren tachtig. Lokale politieke partijen winnen terrein, een trend die tot op de dag van vandaag doorzet.

Inwoners worden steeds meer vooraf uitgenodigd mee te denken over beleidsvoorstellen.

Economisch gezien gaat het goed met Nederland. Er wordt gewerkt aan staatkundige en bestuurlijke vernieuwing. Door de lage opkomst bij verkiezingen wordt de roep om meer directere vormen van democratie steeds luider.

De Staatscommissie Elzinga stelt voor om het dualisme in te voeren.

De aanslagen op het WTC in New York, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de aanslagen in Madrid en Londen brengen veel onrust met zich mee.

In 2002 wordt de Wet Dualisering Gemeentebestuur van kracht.

Wethouders maken geen deel meer uit van de raad, dit moet de positie van de gemeenteraad versterken.

Het politieke landschap versnippert, zowel landelijk als lokaal. De verkiezingsopkomst daalt verder.

Er komt steeds meer aandacht voor eigen initiatieven van burgers, gemeenten bieden hiervoor meer ruimte.

Naar voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk wordt er steeds meer gebruik gemaakt van het uitdaagrecht, waarbij inwoners taken van de gemeente overnemen.

Begin 2020 wordt de wereld geconfronteerd met het corona virus. Een spoedwet maakt tijdelijk digitale besluitvorming door gemeenteraden mogelijk.

Gemeenten experimenteren zelf druk met digitale vormen van participatie om inwoners te blijven betrekken bij gemeentelijk beleid.

Tijdlijn lokale democratie 1945-1960

Tijdlijn lokale democratie 1960-1970

Tijdlijn lokale democratie 1970-1980

Interview Jozias van Aartsen

Hij studeerde rechten aan de Vrije Universiteit in Amsterdam tijdens de roerige jaren 60. Hier maakte hij het gedwongen aftreden van burgemeester van Hall mee (1967). Voordat hij de landelijke politiek in ging werkte Jozias van Aartsen 15 jaar lang (1979 – 1995) bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), waarvan de laatste 9 jaar als Secretaris-Generaal. In zijn tijd bij het ministerie van BZK werd druk gewerkt aan de herziening van de gemeentewet (1992).

Dit interview geeft een blik op de manier waarop vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gewerkt aan de vernieuwing van het openbaar bestuur en de lokale democratie in de jaren 90. Jozias van Aartsen legt uit hoe hij de gekozen burgemeester voor zich ziet en spreekt over ‘het bevroren front’ waardoor grote stelselwijzigingen amper of niet tot stand komen.

Bekijk hieronder een impressie met één of enkele fragmenten uit het gesprek. De volledige versie van het interview is hier te bekijken.

INTERVIEWSTER: Het districtenstelsel, wijziging kiesstelsel is er ook een waar eindeloos ideeën over worden geventileerd maar wat eigenlijk ook veranderingsresistent lijkt te zijn.
Je noemde dat net eventjes.
Ook daar uitgewerkte ideeën over en wat is de achtergrond daar dan van?
Ja, ik vind dat als je eigenlijk terugkijkt op die periode zie je een periode van...
Het is een project dat, zoals ik het begrijp terugkijkt vanaf het moment van het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Dan zie je eerst een periode van grote rust rond dat departement dan een enorme behoefte aan verandering en vervolgens een soort bevroren front.
En dat zie je dus rond, nou ja, het vraagstuk van het kiesstelsel ook.
Er zijn duizenden rapporten zo langzamerhand nou, dat is een beetje overdreven, maar veel rapporten over genoemd.
Het CDA heeft daar overigens ooit vrij vergaande voorstellen over gedaan en alles verdwijnt weer van de tafel.
Wat naar mijn oordeel erg jammer is.
Maar ik ben daar ook een beetje, maar dat heb ik als ambtenaar uiteraard dat was geen beleid, maar ik persoonlijk denk ik dat we terug zouden moeten naar het systeem dat we ooit hadden voor 1917.
Toen hadden we het Franse systeem, het Franse districtenstelsel waar overigens nu in Frankrijk wel discussie over is maar waarbij je het land verdeelt in een beperkt aantal districten.
Ik denk ook niet dat we echt 150 Kamerleden nodig hebben.
Zeker niet als je de gemeente als eerste overheid ziet.
INTERVIEWSTER: Decentralisaties, ja.
Zorg dan voor, laten we zeggen, 80, 90, 100 districten in Nederland waar je dus in een tweerondesysteem de Kamer kiest.
Dan krijg je twee dingen, dan sla je twee vliegen in één klap.
Eén: je hebt Kamerleden die echt ook een band hebben met een deel van het land.
En Engeland en Frankrijk leert je dat een Kamerlid dan ook voor zo'n heel district werkt en echt niet alleen voor zijn eigen partijleden of alleen voor de belangen van Twente of Limburg.
INTERVIEWSTER: Duitsland noem je niet?
Nou ja, Duitsland is een...
Ik zou voor de meest vergaande variant willen gaan.
Maar als er een variant uit zou rollen ik weet niet of de commissie-Remkes daarmee komt die een beetje teruggaat naar het oude idee van het CDA van deels evenredige vertegenwoordiging, deels districten dan zou je tenminste alvast een enorme stap zetten.
Voor een Kamerlid blijft het volgens mij lastig om echt want dat doen we dan tijdens verkiezingen en zo maar je moet echt contact hebben met de burgerij.
En een tweede voordeel daarvan zou zijn dat je waarschijnlijk makkelijker kabinetsformaties kunt afronden.
Want dat is natuurlijk ook een systeem in Nederland dat eigenlijk niet meer kan.

Interview Wim Deetman

In de jaren 80 was Wim Deetman afwisselend lid van de Tweede Kamer, staatssecretaris - en minister bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Van 1989 tot 1996 was hij voorzitter van de Tweede Kamer en van 1990 tot 1993 ook voorzitter van de bijzondere commissie voor Vraagpunten Staatkundige, Bestuurlijke en Staatsrechtelijke Vernieuwing. Deze commissie moest zich buigen over het vraagstuk van de staatkundige, bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwing van Nederland, waaronder het vraagstuk van de aanstellingswijze van de burgemeester.

In dit interview stelt Wim Deetman zich de vraag of er nu echt sprake is van dualisme van het gemeentebestuur. Hij brengt in herinnering de roerige jaren 60 en de tijd waarin je zowel raadslid als kamerlid kon zijn. Hoewel hij al snel moest constateren dat deze twee met name qua vergaderdiscipline niet te combineren zijn. Wim Deetman wijst op artikel 170 van de gemeentewet, waar de basis voor participatie van inwoners is belegd en hij legt uit wat er zo bijzonder was aan de bijzondere vraagpuntencommissie.

Bekijk hieronder een impressie met één of enkele fragmenten uit het gesprek. De volledige versie van het interview is hier te bekijken.

INTERVIEWSTER: In die tijd ontwikkelde de inwonerbetrokkenheid de burgerparticipatie zich ook.
Ja, maar in mijn beleving niet zo intensief behalve misschien één punt. Dat heb ik niet meer kunnen nagaan wanneer het in de Gemeentewet gekomen is maar dat zal wel ergens in de jaren tachtig of negentig geweest zijn.
Ik weet niet of alle burgemeesters dat artikel kennen.
Ze kennen het artikel over de openbare orde en veiligheid uit hun hoofd maar daarvoor staat een artikel, dat is 170, lid 1 en de burgemeester heeft een expliciete verantwoordelijkheid en die is er niet bij de dualisering in gekomen om de procedures te bewaken rond inspraak en de betrokkenheid van de burger.
Eh, eh Dat moet wel de vrucht geweest zijn van de discussie over inspraak van burgers en dat kennelijk de wetgever ooit gezegd heeft van: Ja, we kunnen dat opnemen en dat moet geregeld worden, maar er moet ook in het college iemand zijn die een zelfstandige bevoegdheid heeft om op dat punt iets te vinden en iets te doen.
Als jij nu met alle wijsheid en ervaringsjaren een oprechte wens in de richting van het ministerie van Binnenlandse Zaken of de minister ten aanzien van de toekomst van het lokale bestuur zou mogen geven?

(Nadenkend knijpt Deetman z'n lippen op elkaar.)

Wat vroeger vanzelfsprekend is, maar nu niet meer ondanks alles wat er gezegd wordt, vind ik dat bij wetsvoorstellen waar gemeenten bij in het geding zijn de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden mede tekeningsbevoegdheid moet hebben.
Ik heb bij een evaluatie ten behoeve van de VNG moeten vaststellen dat dat departement opkomt voor de gemeenten maar dat er ook departementen zijn die dat als irrelevant ervaren.
En de bestuurlijke verhoudingen worden in acht genomen publiekelijk is erover gerapporteerd... Dat past niet in ons constitutioneel bestel.
En wanneer die attitude en die houding er is ter wille van de lokale democratie, een departement dat daarvoor opkomt kritische noten, je kan van alles zeggen, maar dat toch aardig verzwakt is.
De politie is weggehaald. Veel geld is er door de tijden heen weggehaald.
Belangrijke centrale taken hebben ze niet echt meer.
Als ik kijk bijvoorbeeld naar de hele informatisering bij de overheid dan denk ik dat het uitermate cruciaal is om na te denken om die bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken te onderlijnen.
En we praten wel over het binnenlands bestuur.
We praten niet over een vakdepartement hoe belangrijk ook, inclusief mijn oude departement van Onderwijs.
We hebben het wel over het bestuur van het land.
En de minister van Binnenlandse Zaken behoort op dat punt...
Er zijn allerlei taken weggehaald waardoor die vroeger automatisch gezag had.
De arbeidsvoorwaarden, noem maar op.
En er is verzuimd daarover na te denken.
Er is wél een aantal malen met klem over geadviseerd dat te doen maar de minister van Binnenlandse Zaken ontbeert die bevoegdheid.
En ongetwijfeld zal iedere minister zeggen: Nee, dat heb ik niet nodig.
Hebben ze wél nodig.
Het aardige van die handtekening is dat je die kunt weigeren.
En dan heb je een indringende discussie, tenminste in de ministerraad.
Dan zijn de krachtsverhoudingen anders.
Of dat je zegt: Je mag een onderraad of weet ik wat voorzitten. Doet er niet toe.
Dat punt zal geregeld moeten worden, naar mijn idee.
We halen het ook niet in ons hoofd om te zeggen: Nou ja, toevallig als het om buitenlands beleid gaat, dat laten we doen door Jan en alleman en o ja, we hebben ook nog een minister van Buitenlandse Zaken.
Dat zou dom zijn, maar dat doen we ook niet.
Dus ik vind dat die minister van Binnenlandse Zaken...
Het zit hem niet in de grote dingen, maar je zou die medebevoegdheid hebben en dan zou dat departement naar mijn diepe overtuiging in no time, dat is een automatisme, zonder veel uitbreiding ik denk dat dat ook niet nodig is in het versterken van dat binnenlands bestuur een rol kunnen spelen.
Ik wil een praktisch voorbeeld noemen: wij lopen op het terrein binnenlands bestuur maar het raakt ook de gemeenten, van de ICT, achter.
Ik weet niet of we het beter doen dan de Belgen, bijvoorbeeld.
Dat komt omdat er geen centrale sturing is.
Dat is bij zo'n onderwerp lastig. Ik heb het door de tijden heen ervaren want iedereen wil graag z'n eigen stekje hebben.
Ik kan mij zeer wel indenken dat op het moment dat dat een zaak is van de minister van Binnenlandse Zaken met dus ook tekeningsbevoegdheid of voor mijn part doet een ander departement het maar met die tekeningsbevoegdheid, dat er wat gaat gebeuren.
Dat je zegt: En nou moet dit gebeuren de knopen worden doorgehakt en het is nu afgelopen.
Ja, dat is de rol van de minister van Binnenlandse Zaken en die is van de gemeenten.
Dus die gemeenten zeggen: De minister van Binnenlandse Zaken is van ons.
Dan denk ik: nou, doe er dan ook wat aan, kabinet.
Het is in het belang van het land en de burgers.

Tijdlijn lokale democratie 1980-1990

Tijdlijn lokale democratie 1990-2000

Interview Klaas de Vries

Ten tijde van de grootschalige wijziging van de Gemeentewet (1992) was Klaas de Vries directeur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Op basis van het advies van de staatscommissie dualisme en lokale democratie realiseert hij in 2002 als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een volgende wijziging van de gemeentewet. Onder het ministerschap van Klaas de Vries wordt de dualisering van de gemeenteraad gerealiseerd.

Zijn ervaring als raadslid in de jaren 70 typeert Klaas de Vries als leerschool van de democratie. In het interview komt de wet dualisering gemeentebestuur aan de orde en de zaken die toch nog onvoldoende bleken uitgewerkt zoals de ondersteuning van de raadsleden en het bevorderen van democratische partijvorming. Verder wordt gesproken over de voordracht door de gemeenteraad bij burgemeestersbenoeming versus de systematiek van rechtstreeks gekozen burgemeester.

Bekijk hieronder een impressie met één of enkele fragmenten uit het gesprek. De volledige versie van het interview is hier te bekijken.

INTERVIEWSTER: Klaas, van harte welkom.
Wij gaan een gesprek voeren over de ontwikkelingen in het lokale bestuur waar jij heel veel jaren een bijdrage aan hebt geleverd en dat begon als raadslid.
Ja, ik was raadslid in Delft in 1972, '71-'72.
En daar kwam ik in via de lokale afdeling van de Partij van de Arbeid.
En ik moet je zeggen dat die indruk die ik daar heb opgedaan mij altijd is bijgebleven.
-En wat was dat dan?
Nou, in de eerste plaats vond ik het fantastisch om te zien wat de gemeente allemaal doet voor mensen. Dat is echt hands-on, hè?
Je hebt de mensen en je hebt de dingen om je heen het verkeer, de stadsparken, scholen en die gemeente doet al dat soort dingen. En dat vond ik geweldig om te zien.
Ik wist dat eigenlijk niet zo goed, nooit van zo dichtbij.
In de tweede plaats heb ik daar ontzettend veel geleerd want ach, iedereen denkt dat hij wel weet wat politiek is maar het is in zo'n gemeenteraad natuurlijk ook overleg met anderen kijken wat je wél kunt discipline met begrotingen en dat soort dingen dus daar heb ik ontzettend veel geleerd.
En ik heb altijd gedacht: lokaal bestuur, dat is toch de leerschool van de democratie.
INTERVIEWSTER: Is daarmee de gemeente voor jou ook de eerste overheid?
Ja, maar dat zegt me niet zo veel, maar het is voor de burger de eerste overheid.
Daarmee heeft hij het meest te maken.
Het gekke is dat in de perceptie van burgers vaak de rijksoverheid, de landelijke overheid nog steeds op de eerste plaats komt.
Maar ik geloof dat voor de burger op het ogenblik en zeker na al die decentralisaties die er geweest zijn langzamerhand het lokale bestuur de meest relevante overheid wordt.
INTERVIEWSTER: Maar die inwoners, burgerbetrokkenheid eh, eh, rechtstreeks kiezen natuurlijk van de gemeenteraad benaderbaarheid van het gemeentebestuur...
Maar er zijn natuurlijk heel veel mensen die met bewonersraden, met wijkraden met dorpsraden een verdergaande bijdrage willen leveren.
Hoe zie jij die ontwikkeling van dat meedoen van die eigen inwoners in verhouding tot dat gemeentebestuur?
Het is eerst, denk ik, altijd heel erg nuttig om 's te kijken hoe de feiten zijn.
Als je mensen vraagt: Wilt u erbij betrokken zijn, wilt u participeren dan zeggen ze allemaal 'ja', hè? Het is ongelooflijk populair om niets te laten beslissen zonder...
Maar als je zegt: Bent u bereid om mee te doen? Dan is het bijna nul.
Er zijn ontzettend weinig mensen die zin hebben om...
INTERVIEWSTER: Tot de school dreigt te verdwijnen of het zwembad dicht dreigt te gaan.
-Natuurlijk. Dat is ook heel begrijpelijk.
Ik geloof dat ik zelf ook niet zo veel behoefte heb aan bemoeienis van de gemeente met mij.
Ik bedoel, als ik met andere mensen dingen kan doen en we leven in een vrij land, dus je kunt bijna alles doen wat je wilt dan is dat prachtig.
-En de riolering doet het en de straatverlichting doet het en...
-Ja, sorry, dat zijn natuurlijk toch...
INTERVIEWSTER: Dat zijn de kerntaken. KLAAS: De basisvoorwaarden.
En verder heb ik de wethouder eigenlijk niet zo erg nodig en het college ook niet zo erg.
Ik moet een rijbewijs verlengen en een paspoort halen.
INTERVIEWSTER: Ook nog maar één keer in de tien jaar.
En ik vind het wel prettig om te weten dat er een fatsoenlijk gezelschap zit dat probeert het goeie te doen voor die gemeente. Dat vind ik heerlijk.
En ik ga ook wel 's naar een gemeenteraad, 's even kijken.
En Maar ja, goed, je moet er ook al echt veel interesse voor hebben om dat interessant te vinden.
Maar ik ken ontzettend veel mensen, ik wist niet dat het er zo veel waren die zeggen: Nou, het gaat hier toch goed?
-Ja.
En dat is dus veel belangrijker dan zeggen: Iedereen moet participeren in dat openbaar bestuur. Daar is geen sprake van.
Je moet de mensen vooral een kans geven zichzelf te ontwikkelen en nuttige dingen te doen.
Ik heb liever een hele hoop mensen die muziek maken in een dorp dan dat ze allemaal op die tribune van de gemeenteraad zitten om te kijken hoe het volgende bestemmingsplan eruitziet.

Interview Douwe Jan Elzinga

Emeritus hoogleraar staatsrecht Douwe Jan Elzinga was van 1998 tot 2000 voorzitter van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie. Het advies van deze staatscommissie leidde tot de Wet dualisering gemeentebestuur.

“Het dualisme is al weer iets van de vorige eeuw” zijn de eerste woorden van Douwe Jan Elzinga in dit interview. De voorzitter van de staatscommissie voor dualisme en lokale democratie ziet voldoende redenen om trots te zijn op het decentraal bestuur en de staat van de lokale democratie. Hij ziet echter ook verschillende zaken die voor verbetering vatbaar zijn, zoals de in zijn ogen beperkte mogelijkheden voor de gemeenteraad om invloed uit te oefenen op de gemeentelijke taakuitvoering bij gedecentraliseerde taken.

Bekijk hieronder een impressie met één of enkele fragmenten uit het gesprek. De volledige versie van het interview is hier te bekijken.

VROUWENSTEM: Douwe Jan Elzinga, van harte welkom.
Als oud-voorzitter van de staatscommissie kun je natuurlijk niet ontbreken in een tentoonstelling over de lokale democratie.
Het is zo'n beetje twintig jaar geleden...
-Vorige eeuw, hè, Dualisme.
Dus het is wel een beetje verouderd.
-Maar toch.
Als je kijkt naar de staat van de lokale democratie op dit moment wat valt je dan op in positieve zin?
Zullen we eens op die manier beginnen?
-Mijn moeder heeft altijd gezegd als je opmerkingen hebt, moet je eerst een compliment maken.
Dus dat ga ik ook doen.
Als je de Europese landen vergelijkt met Nederland, dan doen wij het hartstikke goed.
Want de gemeente en de provincie hebben de meeste bevoegdheden van alle Europese landen, zo ongeveer.
Het grofste budget ook. De rechtszekerheid is goed in orde.
Integriteit lijkt af en toe wat minder, maar is ook eigenlijk heel goed.
We scoren daar heel hoog.
Zelfs in de sfeer van de ondermijning zijn er wel wat problemen maar het is niet zo dat iedere gemeente is ondermijnd in Nederland.
Dus ik denk dat we ons gelukkig mogen prijzen met het feit dat onze gemeenten en provincies het zo goed doen.
Bovendien werken daar zo'n 15.000 politieke ambtenaren, onze volksvertegenwoordigers.
Soms met heel weinig middelen en mogelijkheden.
Maar dat er zo veel mensen nog actief...
-Maar wel met veel energie en liefde voor het lokale bestuur en hun gemeenschap.
Ja, dat zo veel mensen nog de bereidheid hebben om dat te doen, dat vind ik geweldig.
Zullen we eens even inzoomen op het lokale niveau?
En dan ook over de verhoudingen want daar heeft de staatscommissie heel veel structuurvoorstellen ook gedaan om een bepaalde beweging, meer naar buiten toe meer ophalen...
-Een beetje een vliegwiel.
En daar een aantal Soms moet je een aantal structuurinterventies doen om datgene wat je maatschappelijk wilt realiseren, in beweging te krijgen.
Als je nu terugkijkt op die hele dualiseringsoperatie waar ben je tevreden over en wat moet beter?
Ik ben niet objectief, dat is helder want het is een beetje mijn kindje.
-Het is goed dat je dat zelf zegt.
Dat is natuurlijk zo. Maar kijk, het was een beetje kluitjesvoetbal, heel lang.
Het was kluitjesvoetbal, zoals we dat in een vereniging doen met z'n allen verantwoordelijkheden een beetje zoekgemaakt.
Ik denk dat de positie van gemeenteraden wel per saldo sterker is geworden.
En dat komt ook door eenvoudige dingen als de griffiers die er zijn gekomen.
We hebben de functie van secretaris doormidden gehaald, griffier erbij.
Veel vrouwen zijn griffier.
Die griffiers hebben daar een enorme swing aan gegeven in de loop van de jaren.
En alleen daardoor is die positie...
-In het zelfbewustzijn van de raad heeft dat enorm geholpen.
-In de procedures en de zorg voor van alles en nog wat ook de bewustwording, trainingen en introductie, dat soort dingen.
Euhm Dus ik denk dat de gemeenteraad als dorps- of stadsparlement een sterkere positie heeft gekregen.
Daar is iedereen het ook wel over eens.
Dat je, die wethouders zitten nog wel met de fracties af en toe en dergelijke.
Maar menig wethouder moet harder z'n best doen.
Er vielen ook veel wethouders in het begin, die hadden het heel moeilijk.
Op het ogenblik weer.
-Maar dat heeft een andere reden.
Maar kijk, dat wethouders wat banger voor de gemeenteraad zijn geworden dan kun je zeggen: Dat is instabiliteit. Maar het heeft ook iets heel goeds.
Dat ze gewoon toch de sterren van de hemel moeten spelen... Ze moeten het verdienen.
Dat geeft, denk ik, aan dat die gemeente- raden veel minder volgzaam zijn geworden.
Euhm...
Ik denk ook dat door die bevoegdheden een beetje uit elkaar te halen een fenomeen als kaderstelling en dergelijke dat was allemaal een beetje modieus, maar het heeft wel geholpen dat je toch wat meer op de hoofdlijnen, de grote dossiers...
Er waren gemeenteraden waar de helft van de vergadering bestond uit de rondvraag met mondelinge vragen: de straatlantaarns en de hondenpoep en zo.
Die fenomenen zijn wel afgenomen.
Dus het niveau van de politiek is in veel gemeenten toch wel beter geworden.
Maar als je kijkt, heeft dat ook geleid tot een facelift voor politieke partijen een facelift voor de verhouding tot de burger en dergelijke dan is het resultaat daar wel minder.
Dat was wel beoogd, maar dat is een beetje achterwege gebleven.
Kijk, en die gemeenteraad, college, raad, is heel belangrijk maar die wethouders zijn verantwoordelijk voor die 80 procent medebewind waar de raad grotendeels niet van afweet.
Ze weten gewoon absoluut niet wat er allemaal op het gemeentehuis gebeurt en wat de verantwoordelijkheden zijn.
Dus je hebt wel twee systemen die nogal uit elkaar lopen en dat is eigenlijk wel een groot probleem, vind ik, zo langzamerhand.
En dan die...
-De burgemeester hebben we ook nog.
Die voorzitter van die raad en dat college, en die spagaat, hoe doet die het?
Kijk, bij de dualisering, en dat is destijds een welbewuste strategie geweest.
Bij dualisering, ik geloof dat Van Aartsen dat ook zei in een van deze gesprekken dat het feit dat de burgemeester nog steeds voorzitter van de raad is en niet gedualiseerd is, niet is meegenomen.
Dat was natuurlijk omdat we per se geen grondwetsherziening wilden.
Want als er iets instort in Nederland, dan is het als je er een grondwetsherziening in mee laat lopen.
-Dan wordt het ingewikkeld.
Dus die hebben we er destijds bewust buiten gelaten.
En dat betekende dus dat de burgemeester in die schaap-met-zeven-poten-rol is blijven zitten: raadsvoorzitter voorzitter van het college, lid van het college.
Dan ook nog: afzonderlijk bestuursorgaan vernietiging en schorsing van besluit en dat soort dingen.
Dat is natuurlijk wel een heel veelvormig palet.
En de meeste burgemeesters doen dat overigens in Nederland heel goed, denk ik omdat we ook wel best beroepsburgemeesters hebben die gewoon goed geschoold zijn en van de ene gemeente naar de andere ook gaan.
Euhm... Maar er ligt wel meer druk op de laatste tijd.
Openbare orde, de veiligheidsportefeuille is enorm uitgebreid de laatste tijd.
En euhm...
-Dat heeft ook te maken met het disfunctioneren van de strafrechtketen op dit moment.
Ja, ook. Maar ook het feit dat op Justitie men gewoon onvoldoende zicht heeft op de functie van de burgemeester.
Ik bedoel, Justitie doet maar wat. Het ene ding na het andere komt erbij.
Dat is ook iets waar BZK van zou moeten zeggen: Wie gaat er over de burgemeester?
Zijn jullie dat? Of zijn wij dat?
Nee, BZK gaat natuurlijk over de burgemeesters ook, hè.
Daar zou je ook een profiel van moeten hebben.
En... Dus die burgemeestersfunctie staat wel onder druk.
Euhm... Je moet toch van vele markten thuis zijn om dat gewoon een beetje goed te doen.
We krijgen straks de discussie over hoe het met de burgemeester verder moet.
VROUW: De deconstitutionalisering is een feit.
Tussentijdse raadsontbinding.
Je hebt daar nog niet zo lang geleden een column over geschreven in jouw favoriete blad, Binnenlands Bestuur.
Maar... Is dat een goed idee?
Er lopen twee dingen door elkaar, dat is de behoefte om bij probleemgemeenten...
Ik ben net zelf in Brunssum geweest vorig jaar en Delfzijl heb ik ook weleens gezeten en Den Helder.
Dat zijn vaak ook perifere gemeenten, gek genoeg vaak liggen ze aan het water of aan de grens.
Bloemendaal heeft ook hoge ogen...
-Bloemendaal ligt ook aan zee.
Dus daar moet iets mee zijn.
Een behoefte met name ook wel bij de minister en met name vooral bij de commissarissen om wat mogelijkheden te hebben om daar te kunnen interveniëren.
Dat is het ene dossier. En het andere dossier is dat die gemeente zelf ook af en toe denkt van ja, maar hier moet iets ververst worden en opgeruimd.
We moeten proberen om wat mensen kwijt te raken want het gaat steeds om hetzelfde clubje dat amok loopt te maken.
Euhm Kijk, ik ben altijd een beetje benauwd voor vormen van staatsnoodrecht of interventies want wij hebben toch altijd het idee van: de minister van Binnenlandse Zaken moet toch wel de autonomie respecteren van gemeenten.
Politiek kan slecht zijn en politiek kan goed zijn.
Je krijgt het bestuur...
-Binnen vier jaar kun je verantwoording afleggen en beloond worden of gestraft worden.
Ja, dat is de systematiek ook.

Tijdlijn lokale democratie 2000-2010

Tijdlijn lokale democratie 2010-heden

Podcast

De lokale democratie staat onder druk. Al jarenlang zijn de opkomstcijfers bij gemeenteraadsverkiezingen laag. Inwoners volgen de lokale politiek nauwelijks, kennen hun volksvertegenwoordigers niet. Gemeenteraadsleden ervaren dat zij geen grip hebben op veel besluiten omdat er steeds meer op regionaal niveau wordt besloten. De decentralisaties van taken die gepaard gingen met bezuinigingen, zorgen er voor dat gemeenten nauwelijks het hoofd boven water houden. 

Maar ook:

De lokale democratie leeft. Steeds meer inwoners willen zelf verantwoordelijkheid nemen voor de inrichting van hun directe leefomgeving. Zij zijn mondiger geworden en wensen invloed te hebben op de directe keuze die binnen die leefomgeving worden gemaakt. Dat is ook nodig, want meer en meer vraagstukken raken aan het lokale niveau, zoals de energietransitie. Daarnaast zijn er in het afgelopen decennium steeds meer taken op lokaal niveau belegd, omdat zij daar weten hoe ze het beste kunnen inspelen op lokale behoeften. Overheden werken steeds meer samen, waardoor de overheid steeds beter in staat is om maatschappelijke problemen op te lossen.

In deze podcast over de lokale democratie gaat Boudewijn Steur, programmamanager Versterking Democratie en Bestuur bij het ministerie van BZK, in gesprek met Klaartje Peters en Geerten Boogaard over de staat van de lokale democratie.

Klaartje Peters, bestuurskundige van huis uit, is bijzonder hoogleraar Lokaal en regionaal bestuur aan de Universiteit Maastricht.

Geerten Boogaard, jurist van huis uit, bekleedt de Thorbeckeleerstoel aan de Universiteit van Leiden.

Beluister de podcast